Ooit wel eens erwtensoep op een zomerse dag gegeten? Nee natuurlijk niet joh, dat is zo’n echt winter-gerecht zul je zeggen. Dat vind ik dus ook. Alhoewel de winterbarbecue erg populair is, brengt ieder Nederlands jaargetij andere gerechten met zich mee.
Maar in Indonesië worden alle gerechten het hele jaar door gegeten. Waarschijnlijk omdat er geen extreme klimaatverschillen zijn. Alhoewel mijn moeder met een stalen gezicht ooit aan een restaurantgast uitlegde dat het verschil tussen de Gado Gado en de Trancam (een frissere variatie van dit groentegerecht) was, dat men in Indonesië het ene gerecht in de koude winter en het andere in de warme zomermaanden eet.
Tja…… En zo eten wij Indootjes niet alleen in de zomer maar gewoon het hele jaar door saté. Mijn jeugdvrienden hebben het er nog steeds over dat mijn Pa wind en regen trotseerde en onder de parasol saté stond te roosteren. Lente, zomer, herfst, winter, dat deed er doet er nog steeds niet toe. Uiteraard saté geroosterd op een houtskoolvuurtje want dan pas zijn ze echt het aller aller lekkerst.
Wist je trouwens dat saté afgeleid is van de door de Arabieren naar Azië meegebrachte Kebab? Maar waarom het dan saté heet? Nou ja, dat doet er eigenlijk ook niet toe.
Eerst maar even de uitspraak oefenen. Je zegt: sàh-tee met de klemtoon op de korte “a”, bàh-bie, saté babi. Varkenssaté. Er zijn geloof ik wel meer dan 25 soorten. Het verschil zit ‘m niet alleen in wat er aan het stokje zit, maar ook in de marinade en de satésaus. Dat is niet altijd pindasaus. Als je ooit in Indonesië bent geweest weet je dat een portie niet uit drie maar uit wel liefst 20 stokjes kan bestaan. Op speciale langwerpige metalen roosters worden de minuscule, aan bamboestokjes geregen, stukjes vlees in no time geroosterd. Een paar keer omdraaien en ze zijn mooi van kleur, gaar en verrukkelijk.
Ik krijg er spontaan trek in. Gelijk maar het vlees een nachtje in de marinade zetten. En dat het morgen waarschijnlijk zal regenen boeit niet. We klappen gewoon onze parasol boven het houtskoolvuurtje uit!
Sate Lemak met katjang saus
(saté van speklapjes)
1 pond doorregen speklapjes met vetrandje en al in dobbelsteentjes gesneden
Voor de marinade:
1/2 koffiekopje ketjap manis (zoete ketjap)
2 flinke schijven djahé (gember)
1 eetlepel ketoembar (gemalen korianderzaad)
1/2 eetlepel djinten (gemalen komijnzaadjes)
Sap van een halve citroen
1 eetlepel suiker
3 geperste knoflooktenen
1 scheut zonnebloemolie
Zout naar smaak
Laat de stukjes vlees zeker 4 uur in een afgesloten plastic zak marineren, beter is een hele nacht. Vul een longdrinkglas met water en zet de stokjes met de punt naar beneden er voor een half uurtje in. Dit voorkomt dat het houten stokje gaat splinteren.Rijg 3 stukjes vlees per stokje terwijl je het vlees lichtjes plat drukt en rooster, het bijvoorkeur op een houtskool vuurtje.
Serveer met de katjang saus en met wat gefruite uitjes.
De katjangsaus
6 eetlepels pindakaas
1 grote ui.
3 teentjes knoflook
1 eetlepel sambal oelek
2 blaadjes djeroek poeroet (limoenblaadjes)
1 kwart stukje trassi
1 eetlepel suiker
1 afgestreken theelepel asem (tamarinde)
2 eetlepels ketjap manis
1 eetlepel ketoembar (korianderpoeder)
en voor het serveren om toe te voegen, genoeg kokend heet water.
Katjang(Pinda)saus wordt gauw olie-ig als het op een hittebron bereid wordt. Bereid het daarom grotendeels met de pan van de hittebron af.
Snipper een halve uit en fruit het tot het bijna bruin is in een eetlepel olie. Haal het uit de pan en laat uitlekken op een keukenpapiertje en zet het apart.
Snijd de andere helft van de ui in halve ringen, snipper de knoflookteentjes en verkruimel het stuk trassi. Fruit dit samen met de sambal oelek, de asem en de djoeroek poeroet aan in een eetlepel olie.
Haal de pan van het vuur en meng de pindakaas er direct doorheen zodat deze dunner wordt en totdat je een dikke pap krijgt. Voeg de ketoembar, ketjap, aangefruite uitjes en suiker toe.
Leng vlak voor gebruik de saus aan met het kokend heet water tot een mooie gladde saus.